‘Flexwerkers’ zoals poetsvrouwen en kunstenaars worden dubbel getroffen door de coronacrisis. Niet alleen zitten ze zonder werk, ze krijgen geen enkele compensatie van de overheid.
Door Wouter Hillaert en Kobe Matthys.
Wonderlijk. In amper enkele weken doet een virus wat politici al maanden of zelfs jaren nalaten: de CO2-uitstoot verkleinen, respect tonen voor de zorg, de banken responsabiliseren voor het algemeen belang, spontane solidariteit opwekken tussen mensen, een (halve) Belgische regering vormen … Begint met deze crisis een nieuw tijdperk?
De signalen zijn tegenstrijdig. Bedrijven en ondernemers worden als eerste geholpen, minder verdienende flexwerkers blijven achter. De Vlaamse samenhorigheid wordt geprezen, ‘bepaalde groepen’ met de vinger gewezen. Voortdurend klinkt de kreet ‘blijf in uw kot’, maar daklozen worden weer op straat gezet, mensen zonder papieren verdreven uit het Maximiliaanpark. Alles verandert dezer dagen, maar de sociale ongelijkheid blijft.
Het schuim van de arbeidsmarkt
Beste politici, mensen zijn niet alleen ‘kwetsbaar’ vanwege hun gezondheid, maar ook door hun inkomen en sociaal statuut. Ministers, administraties en rijksdiensten draaien overuren om het sociale vangnet te knopen voor werknemers, zelfstandigen en bedrijven. Ze kunnen daarvoor in België gelukkig terugvallen op een stevig arbeidsrecht en een sterke sociale zekerheid. Maar ligt iemand ook wakker van de mazen?
Elke noodmaatregel is welkom, zolang de mazen maar gesloten worden voor de economisch meest kwetsbaren.
Voor ‘flexwerkers’ voorziet het net voorlopig nog maar weinig opvang. Mensen die niet in één hokje passen omdat ze meerdere statuten combineren, zoals zelfstandigen in bijberoep. Of mensen die volledig moeten rondkomen van tijdelijke opdrachten en dagcontracten. Denk aan uitzendkrachten, poetsvrouwen, werkstudenten, seizoensarbeiders, heel wat kunstenaars ook.
Zij waren altijd al het schuim van de arbeidsmarkt: makkelijk op te roepen en weer af te zeggen, tot veel bereid door hun vaak lage inkomen, goedkoop voor de werkgever. De precariteit van hun situatie is mee ingebouwd in het systeem van hoge competitiviteit en lage sociale bescherming, en mee het effect van aanhoudende besparingen, ook door de overheid zelf. Zo werken steeds meer mensen zonder beschermd statuut.
Die flexwerkers zijn nu dubbel de klos. Nog sneller dan het virus zich verspreidde, werden hangende en beloofde contracten geschrapt. Tegelijk vissen ze achter het net van alle compensaties: het overbruggingsrecht voor zelfstandigen in hoofdberoep, tijdelijke werkloosheid voor werknemers, allerlei rechten op uitstel van betaling … In het beste geval vallen ze op een half inkomen terug, maar ook dat volstaat in precaire situaties niet altijd. Sommige mensen met tijdelijke contracten komen sinds dinsdag wel in aanmerking voor een uitkering tijdelijke werkloosheid, net als arbeid via dienstencheques, maar die uitzonderingsregel van de RVA voor korte contracten geldt slechts in een beperkt aantal gevallen. Hoe bewijs je bijvoorbeeld dat je opdrachten bent misgelopen, als contracten soms pas op de dag zelf ondertekend worden?
‘Totaal geen inkomen meer, ik beperk mijn levenskosten nu tot het absolute minimum’, getuigde een muzikant aan het meldpunt van kunstenaarsplatform State of the Arts. Anders dan sommige collega’s kan hij zelfs niet terugvallen op het kunstenaarsstatuut, een uitzonderingsregeling in de werkloosheid. ‘Tien jaar altijd bijgedragen en nooit een uitkering gevraagd’, vult een acteur aan. ‘Nu kan ik er geen krijgen en val ik terug op 0 euro.’ Hun noodkreet om gelijke rechten klinkt luid, maar wordt amper gehoord.
Terwijl iedereen zich afvraagt wanneer de piek zal komen, weten zij al lang waar de put ligt. Mensen in precaire statuten glijden erheen op de snippers van geschrapte opdrachten, op de dalende curve van onze beurseconomie, zonder de rem van enige compensatie. De finale bons dreigt hard te worden, daar beneden in het dal van de prestatiemaatschappij.
Back to normal?
In Nederland krijgen ruim een miljoen zzp’ers, ‘zelfstandigen zonder personeel’ of Nederlandse flexwerkers, intussen een nooduitkering van (maximaal) 1.000 euro. In Groot-Brittannië maakt de Arts Council 20 miljoen pond vrij voor kunstenaars en cultuurwerkers, die elk tot 2.500 pond compensatie kunnen aanvragen.
Ook in België gaan stemmen op voor een noodfonds per sector, zoals dat er kwam voor, bijvoorbeeld, de horeca. Anderen pleiten voor een nog verdere uitbreiding van tijdelijke werkloosheid voor tijdelijke of eendagscontracten, zonder twijfel of onduidelijkheid. Zelfstandigen in bijberoep, zoals veel schrijvers en beeldend kunstenaars, zouden dan weer erg gebaat zijn bij een ruimhartiger overbruggingsrecht. Elke noodmaatregel is welkom, zolang de mazen maar gesloten worden voor de economisch meest kwetsbaren. Niet alleen vanwege hun lege beurs, maar omdat zij er recht op hebben.
En dan? Back to normal? Bovenal noopt deze crisis tot een meer structurele reflectie over tijdelijk werk en precariteit, en de regelgeving errond. Waarom geen steun voor werkgevers die flexwerkers langer in dienst nemen, zoals in Frankrijk? Meer controle op eerlijke vergoedingen? Wie weet zelfs een basisinkomen? Na alle tijdelijke taskforces graag een serieuze denktank. Want waar het coronavirus ons met de neus op drukt, is het sociale gevaar onder de toenemende flexibilisering, binnen én buiten de kunsten. Daar helpt maar één regeling tegen: loon naar werken en sociale bescherming voor iedereen.