Tekst gebracht door Yannick Ganseman op de hoorzitting over de nota van de Vlaamse Regering Visienota Kunsten, 28 mei 2020.
Vorig jaar rond deze periode waren de uitslagen van de verkiezingen bekend, na lange regeringsonderhandelingen heeft dit geleid tot de eerste beleidsnota cultuur van minister Jambon, die tot vele betogingen, protesten en de veelzeggende expo ‘Zonder kunstenaars geen kunst’ in het M HKA heeft geleid, georganiseerd door het NICC. Die titel was bewust gekozen : het woord kunstenaar kwam toen niet voor in die beleidsnota.
Dan zijn we nu hier. De radicale besparing op projecten heeft de minister beperkt teruggedraaid, helaas niet structureel. Er is deze visienota. Met de kunstenaars centraal! Wat een ommekeer. Goed geschreven, beter geschreven dan de vorige (wordt me verteld) en onderbouwd, én afgetoetst met de verschillende partners. Waarvoor onze steun en respect.
Ik neem van de gelegenheid gebruik om met het oog op het nieuw kunstendecreet een aantal punten uit de visienota te belichten en analyseren vanuit het perspectief van de kunstenaar. Hier valt uiteraard elke artiest onder, van de auteurs, acteurs, regisseurs, tot de dansers enz.
1. Naar een breed en integraal begrip van fair practice in de kunstensector
We lezen een aantal keer het woord fair practice in de nota. Fair practice is echter niet alleen fair pay. Dit gaat ook over diversiteit, transparantie, solidariteit, duurzaamheid en vertrouwen. State of the Arts maakte in 2019 een fair arts almanac uitgaande van deze principes.
Pleiten voor fair practice is met andere woorden ook pleiten voor een ecologie van spelers en actoren die zich samen verantwoordelijk voelen voor kunsten en cultuur: die transparant met elkaar samenwerken, transparant zijn over budgetten, aandacht hebben voor een goede bestuurscultuur én natuurlijk ook op een eerlijke manier verlonen. Dat we als veld op dit laatste punt een grens hebben bereikt is door de Corona-crisis wel duidelijk geworden.
Hoe dragen we collectief de gevolgen van deze crisis? Er zijn vele goede voorbeelden maar helaas zijn in deze crisis ook nog steeds instellingen die geen uitkoopsommen uitbetalen omdat ze naar eigen zeggen verlies van ticket inkomsten moeten compenseren, maar wel hun eigen personeel niet op tijdelijke werkloosheid plaatsen. Een verloren project is voor iedereen een aderlating, maar voor een muzikant is een niet gelanceerd album waar vaak jaren werk en vele eigen centen in kropen niet zomaar uit te stellen en dus een enorme domper. Ook een beeldhouwer als ikzelf verlies jaren onbetaald werk als een tentoonstelling niet kan doorgaan. En kunstenaars hebben vaak geen opvangnet, wat instellingen dan weer wel hebben via structurele subsidiëring. Om dan geen gedeelde verantwoordelijkheid te zien is zeer bitter. Als we spreken over fair practice dan moet ook dit veranderen.
Nog een laatste opmerking over fair practice: dit gaat ook over diversiteit. De visienota geeft daar een nogal aparte invulling aan: diversiteit als meer klassieke of conservatieve stemmen. In het licht van de actualiteit willen wij als kunstenaars nogmaals herhalen dat ook onze cultuursector nog veel te wit en mannelijk is. Fair practice durft het kunstbegrip bevragen, en nieuwe stemmen binnenlaten, die nu nog al te vaak buitengesloten worden of als minderwaardig weggezet worden, en dat op alle niveaus: de bestuurskamers, de directies en teams, de programma’s en het publiek. Ook daar is fundamentele verandering nodig.
2. Van een dynamische ruimte als aparte categorie naar een integraal dynamisch veld
Vanuit dit idee van een “fair” inter geconnecteerd veld, hebben wij het erg moeilijk met de voorgestelde vierledige structuur. Overleg met kabinet ten spijt begrijpen we eigenlijk nog steeds niet goed waarom deze “verzuiling” nu per se nodig is. De argumenten blijven uit.
Men wil met deze nieuwe opdeling een aantal problemen rond stabiliteit en de lange termijn oplossen. Maar het is een onnodig ingewikkelde oplossing voor een simpel gegeven: de druk op het veld is namelijk niet vormtechnisch maar financieel: er is gewoon te weinig geld. Stabiliteit creëer je door een stabiele financiële basis. Voor ieder van de actoren en organisaties. Niet alleen de grote, maar ook de kleine.
Wij horen dat men met de nieuwe categorie van de kerninstellingen vooral stabiliteit wil creëren voor een aantal structurele huizen, met name de stadstheaters, en dat dit verder geen garantie is op meer middelen. Wij lezen daarbij vooral dat men deze instellingen dichter wil kunnen opvolgen met het instrument van de beheersovereenkomst, en aangezien we niet in samenzweringen geloven gaan we er dan maar van uit dat dit is om een beter bestuur en een meer brede ondersteuning van het veld af te dwingen. Maar is dit een dergelijke inspanning wel waard? Kan dit niet evengoed binnen het huidig decretaal kader? En dreigt dan toch niet de problematiek van de politieke inmenging? Waarom een aparte categorisering als net meer samenwerking en meer brede ondersteuning het doel moet zijn?
Uit de nieuwe dynamische ruimte als aparte categorie begrijpen we dan weer dat de minister heeft begrepen dat de projecten cruciaal zijn voor het ganse veld en inderdaad momenteel radicaal onderbedeeld zijn, om het zacht uit te drukken. Dat is een goede zaak. En we herhalen: projecten zijn geen apart circuit voor individuele kunstenaars. Ze zijn een belangrij instrument voor de hele sector. Maar omdat ze een hyper noodzakelijke aanvulling zijn op te kleine en “gekaasschaafde” artistieke budgetten bij de instellingen maken ze wel het grote verschil voor de verloning van kunstenaars: het verschil tussen kleine dagvergoedingen en een habbekrats en toch een paar dagen op de payrol met statuut. Die dynamische ruimte als een aparte categorie neerzetten is echter een denkfout. Die dynamische ruimte waarover de minister spreekt moet in feite het ganse cultuurveld omvatten, over categoriseringen heen. Daar ligt ook de basis van het huidig internationaal succes van de Vlaamse kunsten. Iedereen bouwt coalities, is met elkaar vervlochten en dat genereert een enorme lokale, regionale en internationale dynamiek. Dit als een aparte categorie omschrijven is eigenlijk een contradictie in terminis.
Daarbij willen we aangeven dat de idee dat er extra financiële ruimte binnen het decreet moet komen uit het versmallen van het ‘brede veld’ is een idefix. Deze geschrapte structuren zullen niet magischerwijs verdwijnen. Ze worden deel van de dynamische ruimte – en daarmee is het ‘probleem’ enkel verschoven. Niet opgelost.
In dit dynamisch cultuurveld moet een percentage aan projectmiddelen gegarandeerd worden. Op bakstenen kan nu eenmaal minder makkelijk bespaard worden als de kaasschaaf wordt bovengehaald, en dus willen wij graag, net als oKo de garantie dat 12% van het kunstenbudget naar projecten gaan.
3. Schep in eigen land de condities voor verdere internationalisering
Vlaanderen langs een internationale lat leggen is prima. Ze scoort hier al jaren zeer hoog! Waarom? Omdat het hier – lokaal – goed werken is. Of zeker was… Vandaag is dit al veel moeilijker, we voelen als kunstenaars nu al dat onze regio daardoor minder aantrekkelijk wordt. Dat is een bedreiging. Laat internationalisering daarom geen lat zijn waaraan we de kwaliteit gaan meten, maar een aanzet om er de condities voor te creëren: investeer in een omgeving die deze kwaliteit voortbrengt. Ter illustratie: de carrière van René Daniëls is via een Vlaamse residentie-plek gegaan. De kracht van internationale carrières van Anne Teresa De Keersmaeker, Miet Warlop, Jef Neve of meer recent iemand als Lukas Dhont ligt hier en de mogelijkheid die zij kregen om hier hun ding te doen.
Denk ook aan het voorzien van budgetten voor kunstenaars in het buitenland. Nederlandse of Zwitserse artiesten brengen vlot hun nationaal budget mee als er ze een expo in Vlaanderen hebben. Het is een fors nadeel dat Vlaamse artiesten dat niet of moeilijk kunnen in het kader van internationale expo’s. Herwaardeer de reisbeurzen en verfijn uw project instrumentarium: dossiers met weinig planlast, kort op de bal met een grote impact. En vergeet niet dat beurzen en projecten ook voor mid-career gevestigde kunstenaars belangrijk zijn. Zij zijn uw grote internationale potentieel, niet alleen die paar grote kleppers bij het grote Vlaamse publiek.
4. Bouw verder op wat er is en remedieer waar de werkelijke noden liggen
Naast onze fundamentele vraag naar budgettaire haalbaarheid van uw plannen, ligt voor ons toch de grote spreidstand in deze nota tussen de “kunstenaar als hoeksteen” en toch weer nieuwe bakstenen. Dynamische ruimte versus nog meer overhead, terwijl deze laatste nu al zoveel druk op artistieke budgetten legt. Wij zeggen daarom: versterk wat u reeds hebt. Er zijn musea voor hedendaagse kunst maar met belachelijk lage aankoop budgetten. Ter illustratie: met het aankoopbudget van het M HKA kan je één Berlinde De Bruyckere kopen! Verbouw en verbeter, maar ga uit van wat er is – en dat is al heel wat.
In deze context wil ik ook toevoegen dat een museum van Vlaanderen ons toch wel een raadsel blijft, de museumsector ziet het niet, wij ook niet… erfgoed is goed gekend, is beschikbaar en de hedendaagse kunstwereld is goed op de hoogte van zijn erfgoed, denk bv. aan de Sanguine tentoonstelling van Luc Tuymans die in het kader van Barok: Caravaggio-Rubens toonde. Kunst en erfgoed: ook daar is er veel om op verder te bouwen, een nieuw museum is vanuit kunsten- en erfgoed perspectief onnodige symboolpolitiek. Ook een nieuwe Vlaamse instelling in het Amerikaans Theater in Brussel vinden wij onbegrijpelijk gezien het bestaande aanbod in Brussel en de budgettaire schaarste. Als u zegt dat wij het met minder moeten doen, dan moet u ook zelf de tering naar de nering zetten.
Een hiaat op vlak van infrastructuur dat we echter wel expliciet willen belichten is het nefast gebrek aan betaalbare en toegankelijke ateliers en repetitieruimtes. Investeer daarin. Lever artiesten niet over aan de vastgoedmarkt. Dit lost een groot deel van hun precariteit op. Werk hier samen met atelier-organisaties die ateliers aanbieden, onder de marktprijs van die ruimtes, zoals bv NUCLEO in Gent of VONK in Genk. Zij hebben het steeds moeilijker om aan betaalbare ruimtes te geraken nu tijdelijk gebruik en “pop ups” een nieuw marktmodel worden. En investeer in permanente atelier infrastructuur met name in de hoofdsteden. U kan musea hebben en er bijbouwen, maar de kunst moet ook ergens gemaakt worden.
5. Bouw de infrastructuur van de sociale zekerheid voor kunstenaars en kunstwerkers
Maar de allerbelangrijkste infrastructuur die u moet bouwen in deze legislatuur is een betere sociale bescherming voor de kunstenaar en kunstwerker. Dat moet u in partnership met de federale overheid, en de regeringsvorming biedt daar kansen. Kijk niet enkel internationaal en lokaal maar ook federaal, een perspectief dat we tot onze grote verbazing helemaal misten in de visienota.
Een betere sociale bescherming is ook voor u een win-win, want fair pay zal niet lukken zonder een budgetverhoging, laat dat duidelijk zijn. Tenzij u het risico op verschraling wil lopen, wat uw internationale ambities zal fnuiken.Deze sector zit ver over zijn limiet. Slechts 1 op de 3 beeldend kunstenaars krijg een fee voor een expo. 150 euro per concert is standaard voor een doorgewinterde muzikant. De helft van alle professionele kunstenaars moet te lage inkomsten bijspijkeren met dagvergoedingen om de huur te kunnen betalen. Er is een zeer ernstig en structureel probleem.
Met een deftig sociaal statuut kan de kunstenaar ook met relatief lage – maar faire – lonen naar verhouding bijdragen en toch beschermd blijven. Als deze crisis ons iets geleerd heeft, dan is het dat wij als gemeenschap de kunsten en kunstenaars nodig hebben, voor troost, verdieping en verbeelding, en niet alleen als een toeristisch uithangbord.
De Artiestencoalitie
Acteursgilde
Com AV
Vlaamse Auteurs Vereniging
Unie van Regisseurs
State of the Arts
Galm
Nicc
Urban Dance Network (in oprichting)