Voor de camera’s zegt cultuurminister Jambon steevast dat een beter inkomen voor kunstenaars een van zijn hoofdbekommernissen is. Achter de schermen duwt zijn regering intussen een nieuw Kunstendecreet door dat hen nog dieper in de precariteit dreigt te duwen. En zo verschillen woorden en daden op wel meer punten in dit kunstenbeleid. Het brengt de autonomie van de kunsten in gevaar.
Mochten de nieuwe plannen voor bijvoorbeeld de kunstenaarsbeurzen doorgevoerd worden in de politiek zelf, dan werden politici voortaan ingedeeld in ‘opkomend talent’ en ‘bewezen talent’. Opkomend politiek talent zou nog maximaal twee keer een bezoldigd mandaat kunnen opnemen, bewezen talent maximaal drie keer. Hun hele politieke carrière werd gewoon een strippenkaart met vijf beurten. En hun dotatie zou zakken tot 7.500 of 10.000 euro per jaar, overigens zonder opbouw van sociale rechten of pensioen. Zouden politici daar zelf in meegaan?
Voor veel (vooral beeldende) kunstenaars is zo’n kunstenaarsbeurs de enige mogelijke basisfinanciering om hun artistieke praktijk te verdiepen of nieuw werk voor te bereiden, wat vaak maandenlang onbetaalde arbeid vraagt. In Nederland kan een beginnend kunstenaar daarvoor meermaals een beurs van 20.000 euro ontvangen, in Vlaanderen dreigt de broek af te zakken tot 7.500 euro. Gelden in Nederland verder in de loopbaan beurzen van 40.000 euro voor vier jaar, onbeperkt aan te vragen, dan wordt nu in Vlaanderen gedacht aan nog maximaal drie keer 10.000 euro. Zoek de tien verschillen met Jambons belofte eind februari in de Commissie Cultuur: ‘Binnen onze bevoegdheden gaan we alle middelen aanwenden om de positie van de kunstenaar te verstevigen.’
In de praktijk worden kunstenaarsbeurzen in het nieuwe Kunstendecreet gedegradeerd tot een soort prijzen: ‘uitzonderlijke toekenningen voor uitzonderlijk beloftevolle personen’. Basisfinanciering van artistiek onderzoek wordt dus een hoge uitzondering, ‘excellentie’ de norm. Dit achterhaalde romantische idee over kunstenaars máákt van de kunsten net een elite. Het impliceert ook dat kunstenaars meer van bovenaf aangestuurd moeten worden, in plaats van hun eigen keuzes te volgen. Daar wordt noch de markt, noch de sociale positie van de kunstenaar beter van.
Komt dit plan echt van dezelfde minister die voortdurend ‘ecosysteem’ en ‘fair pay’ in de mond neemt, die zegt dat ‘de kunstenaar de hoeksteen van zijn beleid is’, dat ‘de precaire situatie van vele kunstenaars hem zorgen baart’, dat ‘een gezonde financiële toestand van de kunstenaar voor hem van primordiaal belang is’? Jawel, precies dezelfde. Alleen blijken zijn ideeën wel eens te verschillen. Zijn hoeksteen gaat prompt in het verdomhoekje. Of is hij een en ander weer gewoon vergeten?
Nee, deze minister weet precies wat hij doet. Bij de presentatie van zijn Visienota in 2020 benadrukte hij nog dat ‘we de komende maanden nauw zullen overleggen met de sector om de uitdagingen samen aan te gaan’. Wat volgde, was een onnavolgbare vlucht door de achterkamertjes van de hogere beleidsknutselarij, om voor het nieuwe Kunstendecreet koppig vast te houden aan bizarre dada’s als ‘kerninstellingen’, subsidiebeleid via beheersovereenkomsten, een muur tussen project- en werkingssubsidies die alle gevierde dynamiek uit de Vlaamse kunsten haalt… Stuk voor stuk zijn ze door kunstenaars, kunstorganisaties en zelfs de eigen adviesraad SARC sceptisch tot vernietigend onthaald. Toch staan ze allemaal in het finale decreet dat de Vlaamse regering op 5 maart afklopte.
Wat zit daarachter? Al die dada’s tonen één rode draad: minder autonomie voor de kunsten, meer directe inmenging vanuit de politiek. Bood het Kunstendecreet altijd de nodige bescherming tegen zowel de nukken van de markt als de truken van politici, dan laat deze regering ze allebei weer binnen door de achterdeur. Ook de SARC snapte niet waarom dit nieuwe decreet zo vaag bleef over essentiële basiskeuzes inzake subsidiëring, en hoeveel er boven de wet en buiten parlementaire controle zelf nog ingekleurd kan worden door het kabinet. In het rijk der uitvoeringsbesluiten is de minister koning.
Dit gaat dan ook over meer dan kunstsubsidies. Dit gaat over onze democratie. Dit gaat over een nieuwe visie op beleid die ook op andere terreinen dreigt: onder het mom van minder planlast en een slankere overheid krijgen we net meer formattering en directe controle door de politiek, terwijl de spelers op het veld steeds meer in directe competitie of de markt op worden gedwongen. Gaan regeringspartners CD&V en Open vld daar zomaar in mee?
Deze maand wordt cruciaal, als ook de beslissende details van dit beleid afgeklopt worden in de uitvoeringsbesluiten. Bezorgt de Vlaamse regering kunstenaars na de clash van corona ook nog een crash van de beurzen, of houdt ze haar cultuurminister toch aan zijn woord? In dat geval legt Jambon kunstenaarsbeurzen geen limieten op, voorziet hij 15% van de structurele middelen voor beurzen en projectsubsidies en komen er heldere afspraken rond fair pay.
Denk aan uw hoeksteen, beste minister. Maak van uw Kunstendecreet geen Knutseldecreet.