De net afgelopen hoorzitting in de commissie cultuur was éenduidig: de nieuwe constructie voor kunstenaarsbeurzen rammelt aan alle kanten en “ maakt het niet makkelijker maar moeilijker voor kunstenaars” (Oko/Overleg Kunstenorganisaties), en dreigt tot discriminatie van met name de Beeldende Kunsten te leiden (Adviesraad Kunsten). In combinatie met de hogere drempel en planlast voor ontwikkelingsprojecten dreigt dit “de dynamiek in het veld te fnuiken” (Kunstenpunt). De beurzenconstructie getuigt van een achterhaalde en paternalistische visie op een kunstenaarscarriere (Artiestencoalitie) en “ondergraaft de kernboodschap van de minister” rond fair practice en meer bescherming van de kunstenaar (strategische adviesraad kunsten). Ook opvallende eensgezindheid over de politieke lezing van dit uitgekleed decreet dat volgens de Oko een “blanco cheque is aan het uitvoerend beleid, buiten het bereik van het parlementair debat” en via kerninstellingen met beheersovereenkomsten zijn grip op het veld wil verscherpen, wat zal leiden tot “meer grote en middelgrote instellingen en minder instroom”(Kunstenpunt). De minister gaf aan het begin van de hoorzitting een exposé over het decreet, maar vond het daarna niet nodig om daarna actief te luisteren en te participeren aan de vragenronde.